Sinds 1 april 2017 is cao nr. 103ter in werking getreden.
Deze cao voert meerdere wijzigingen aan het tijdskrediet door:
-
de afschaffing van het niet-gemotiveerde
tijdskrediet;
-
de optrekking van het tijdskrediet met
zorgmotief tot 51 maanden;
-
duidelijkere aanrekeningsregels van vroeger
opgenomen periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking;
-
de opname van 1/5de tijdskrediet bij twee deeltijdse
contracten bij verschillende werkgevers;
-
de afstemming van de berekening van de
loopbaanvoorwaarde van 25 jaar bij landingsbanen op de
werkloosheidsreglementering;
-
de gelijkstelling van de
ontslagcompensatievergoeding en opzegvergoeding voor het bekijken van de
tewerkstellingsvoorwaarde indien de anciƫnniteitsvoorwaarde wegvalt.
Er bleef echter een verschil bestaan tussen
het recht op uitkeringen en het recht op afwezigheid. Het was immers nog
wachten op de aanpassing van het koninklijk besluit van 12 december 2001 dat de
uitkeringen bij tijdskrediet regelt.
Zo bestond er een nieuw verschil wat betreft de:
-
maximumduur van het gemotiveerd tijdskrediet;
-
verrekening van het krediet.
Recht op uitkeringen afgestemd op recht op
afwezigheid
Het koninklijk besluit dat het uitkeringsKB in
overeenstemming brengt met cao nr. 103 werd nu gepubliceerd.
Vanaf 1 juni 2017:
-
heeft een werknemer recht op 51 maanden
uitkeringen bij tijdskrediet met zorgmotief;
-
zijn de aanrekeningsregels dezelfde als bij
het recht op afwezigheid;
- kan een werknemer met twee deeltijdse contracten bij verschillende werkgevers 1/5de tijdskrediet opnemen mƩt uitkeringen.
Vanaf wanneer?
Deze wijzigingen zijn van toepassing op alle schriftelijke
(verlengings)aanvragen bij de werkgever voor onderbrekingen of verminderen
van prestaties na 31 mei 2017. Alle schriftelijke aanvragen bij de werkgever vĆ³Ć³r 1 juni 2017 vallen onder de oude reglementering. Dit betekent dat de RvA in afwachting van de aanpassingen slechts voor maximum 48 maanden onderbrekingsuitkeringen kon toekennen.
Bron:
Koninklijk besluit van 23 mei 2017 tot wijziging
van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV
van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en
kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet,
loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een
halftijdse betrekking, Belgisch Staatsblad 1 juni 2017, bl. 60619.
Verzorging zwaar ziek gezins- of
familielid: wat verandert er op 1 juni 2017?
Werknemers kunnen de uitvoering van hun
arbeidsovereenkomst volledig schorsen of hun arbeidsprestaties verminderen om een
zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen.
Voor wie kan men dit themaverlof opnemen?
Een personeelslid kan deze vorm van
loopbaanonderbreking nemen voor de verzorging van of bijstand aan een gezins-
of familielid.
Een gezinslid is elke persoon die
samenwoont met de werknemer. Een familielid is een bloed-
of aanverwant tot de 2de graad.Aanverwanten zijn bijvoorbeeld schoonouders en schoonbroers of -zussen. Aanverwantschap kan enkel ontstaan door een huwelijk. Een werknemer die (zelfs wettelijk) samenwoont met een partner, kan het themaverlof niet nemen voor bijvoorbeeld de 'schoonvader'.
Wat wijzigt er?
Vanaf 1 juni 2017 worden gehuwden en
wettelijk samenwonenden gelijkgesteld. Ze krijgen dezelfde mogelijkheid om
zorgverlof op te nemen voor het verzorgen van schoonfamilie. Een werknemer kan
voortaan ook medische bijstand aanvragen voor de kinderen en de ouders van de
partner met wie hij/zij wettelijk samenwoont.
Het aantal personen voor wie men de
loopbaanonderbreking kan opnemen, wordt wel beperkt. Vanaf 1 juni 2017 kan de werknemer het zorgverlof voor een familielid nog steeds opnemen voor bloedverwanten tot de 2de graad. Voor aanverwanten daarentegen, beperkt de reglementering vanaf dan de mogelijkheid tot schoonfamilie in de 1ste graad.
Dit betekent dat een gehuwde werknemer vanaf dan
geen zorgverlof meer kan opnemen voor bijvoorbeeld zijn schoongrootouders
en voor zijn schoonzussen of schoonbroers.
Schematisch:
|
Grootouders,
2de graad
|
|
Ouders,
schoonouders en stiefouders
1ste graad
|
||
Zussen
2de graad
|
Personeelslid,
gehuwd of wettelijk samenwonend
|
Broers
2de graad
|
|
Kinderen,
schoonkinderen en stiefkinderen
1ste graad
|
|
Kleinkinderen,
2de graad
|
Bewijs
Tot op heden moest de werknemer een
attest van de behandelend geneesheer bezorgen aan zijn werkgever. Dit moest
gebeuren ten laatste bij het ingaan van de schorsing of de vermindering van de
arbeidsprestaties. Dit attest vermeldt dat de werknemer bereid is bijstand
te verlenen aan de zwaar zieke persoon.
Vanaf 1 juni 2017 moet de behandelende
arts bijkomend op het attest aanduiden of de aandoening van de
patiƫnt daadwerkelijk een voltijdse, halftijdse of 1/5de onderbreking of
loopbaanvermindering rechtvaardigt, naast de eventuele professionele
ondersteuning waarop die persoon kan rekenen.
Deze bijkomende vermelding op het attest is niet
vereist wanneer de werknemer de medische bijstand aanvraagt voor een eigen
minderjarig zwaar ziek kind of een minderjarig zwaar ziek kind dat een
gezinslid is.
Opgelet! Deze wijzigingen
gelden niet enkel voor het thematisch verlof ‘bijstand of verzorging aan
een zwaar ziek gezins- of familielid’ maar ook voor het tijdskrediet. De
cao van tijdskrediet verwijst immers naar de definities uit de wetgeving over
het thematisch verlof.
Gevolgen voor de werkgever
Vanaf 1 juni 2017:
-
heeft ook de werknemer die wettelijk
samenwoont recht op dit verlof om voor schoonfamilie te zorgen;
-
wordt de mogelijkheid voor aanverwanten om dit
verlof op te nemen beperkt tot schoonfamilie in de 1ste graad;
-
moet de behandelend arts bijkomend op het
attest aanduiden of de zorgbehoefte daadwerkelijk een loopbaanonderbreking
of -vermindering behoeft (behalve wanneer de werknemer de medische
bijstand aanvraagt voor een eigen minderjarig zwaar ziek kind of een
minderjarig zwaar ziek kind dat een gezinslid is).
Uit het Belgisch Staatsblad van 01/06/2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten