Overheid verdient meer aan je spaarboekje dan jij zelf!

De daling van de spaarrente heeft een onverwacht pervers effect: de regering strijkt via de bankentaks een hogere vergoeding op dan de spaarder.

De rente op het klassieke spaarboekje is door de snelle daling van de marktrente gezakt tot een historisch dieptepunt van 20 basispunten.

Om die 20 basispunten (0,20 procent rente) te verdienen, moet je geld bovendien één jaar onaangeroerd op je boekje blijven staan.

De helft van de 0,20 procent bestaat immers uit een getrouwheidspremie (10 basispunten). Omgekeerd heeft de overheid sinds de bankencrisis de belasting op het gereglementeerd spaarboekje via de zogenaamde bankentaks systematisch verhoogt.

Die heffing bedraagt ondertussen 0,31 procent of 31 basispunten.

Dat zorgt voor een pervers effect: de bankenheffing ligt nu hoger dan wat de gewone spaarder aan rente krijgt. De staat strijkt zelfs de helft méér op dan de spaarder. In 2014 inde de overheid zo 776,4 miljoen euro. Die heffing bestaat voor 0,075 procent uit bijdragen voor het depositogarantiesysteem om ongevallen op te vangen. Ook na correctie voor die ‘verzekering’ strijkt de overheid meer op dan de spaarder.